Erik van den Brand
Van den Brand bij Kleine Boodschap
Van den Brand bij Kleine Boodschap
Volledige naam ir. H.P.H.M. van den Brand
Geboren 1951
In dienst 1988
Uit dienst 2008
Beroep projectmanager, afdelingshoofd
Personen

Erik van den Brand (1951) was van 1 maart 1988 tot 31 december 2007 opeenvolgend hoofd Toekomstige Ontwikkelingen, Projectleider, Hoofd Technische Zaken en Directeur Projectontwikkeling bij de Efteling.

Hij stond langdurig aan het hoofd van de uitvoerende afdelingen en van de ontwerpafdeling en is daarin betrokken geweest bij de bouw van vele projecten, waaronder Pegasus, Droomvlucht, Villa Volta en Vogel Rok.[1] Hij gaf vorm aan de ontwerpafdeling na het vertrek van Ton van de Ven. Van 2001 tot zijn afscheid in 2007 was hij verantwoordelijk voor de projectontwikkeling, met PandaDroom, De Vliegende Hollander en de vergunningverlening voor de bouw van verblijfsaccommodaties als belangrijkste projecten.

Pre-Efteling

Van den Brand studeerde bouwkunde aan de Technische Hogeschool (nu Technische Universiteit) in Eindhoven. Hij koos voor de technische en uitvoeringszijde van het bouwkundevak en werkte vervolgens elf jaar bij een aannemer, onder meer aan de overdekte winkelpassage Heuvelpoort (1982) in Tilburg en aan de ontwikkeling van een subtropisch zwemparadijs voor een nog niet gekozen locatie in Midden-Brabant. Bij de Efteling was er interesse om dit zwembad nabij het attractiepark te bouwen omdat er al soortgelijke plannen lagen binnen het toenmalige Wereld van de Efteling-uitbreidingsplan. Zo kwam Van den Brand in contact met de Efteling en maakte daar kennis met sleutelfiguren als Ton van de Ven, Jan Verhoeven en Lex Lemmens, en met het concept van thematisering.

Hoofd Toekomstige Ontwikkelingen

Wanneer de Efteling begin 1988 een projectmanager zoekt besluit Van den Brand vanwege zijn positieve indrukken te solliciteren, op strikte voorwaarde dat het geen invloed heeft op het werk wat hij tot dan toe namens zijn baas heeft verricht. Uit de 170 sollicitaties werd Van den Brand door directeur Ruud de Clercq aangenomen als ‘hoofd’ van de tweepersoonsafdeling Toekomstige Ontwikkelingen.[2] De andere medewerker is Jan Verhoeven, die als zijn mentor fungeerde en hem in korte tijd wegwijs maakte in de organisatie en het park. Van den Brands focus lag op de ontwikkeling van het uitbreidingsplan Wereld van de Efteling, waarvoor hij als projectmanager verantwoordelijk was voor de planontwikkeling, vergunningen en contacten met gemeente en provincie.

Een uitgebreid plan van adviesbureau Bakker en Bleeker vormde de leidraad voor de te ontwikkelen onderdelen die over een tijdspanne van zeven jaar gerealiseerd dienden te worden.[1] Omdat er nog geen vergunningen waren ging Van den Brand er gelijk al vanuit dat de ontwikkeling langer kon gaan duren. Hij besloot dat de door hemzelf bij zijn vorige werkgever berekende 40 miljoen gulden voor het zwemparadijs voor de Efteling te kostbaar zou zijn als voorziening bij een nog te openen verblijfsaccommodatie.

Projectleider

Vanwege het ongeplande vertrek van De Clercq later in 1988 kwamen de ontwikkelingen van de Wereld van de Efteling op een laag pitje. Interim-directeur Herman ten Bruggencate zette in plaats daarvan in op het project Funny Village, de bouw van het Volk van Laaf, met Van den Brand als projectleider. Eerder werd niet gewerkt met de functie projectleider maar werden projecten doorgaans geleid door het hoofd van de Technische Diensten, Bart Jutte. Zonder enig overleg met Jutte werd hier Van den Brand naar voren geschoven, wat resulteerde in een conflict en uiteindelijk in een vroegtijdig vertrek van Jutte in 1990.

De nadrukkelijke opdracht van Ten Bruggencate, die inmiddels vele projecten over budget had zien gaan, was om het “anders te doen dan we het altijd deden: strakker in planning en strakker in budget.” Ook in dit proces fungeerde Jan Verhoeven als coach. Van den Brand omschrijft de eerdere methode van de Efteling:[3]

De creativiteit stuurde het proces en wat het kostte dat kwam er uit aan het eind van het proces. Ton van de Ven vond de kosten niet zo interessant, want zoiets brengt veel meer op dan het kost. Die redenering kon ik wel volgen: je wilde iets maken, als Fata Morgana of met andere attracties, dat mensen van de sokken blaast. Het moet bijzonder zijn of wat nog nooit eerder vertoond is en dat is heel moeilijk budgetteren. Als aannemer kocht ik beton in: dan kon ik drie centrales bellen en dan wist je op een dubbeltje nauwkeurig wat dat kost. Maar als je een ruimte gaat thematiseren dan is dat toch andere koek. Dat heb ik wel moeten leren en het bedrijf heeft dat ook van mij moeten accepteren, dat ik die knoet er wel overheen heb gelegd.

Bij het Volk van Laaf kwam zijn strakke oog voor begrotingen goed van pas toen de aannemer vele uren begrootte voor ‘maatvoering’, iets dat bij de organische bouwsels van het Lavenlaar maar weinig werk zou mogen kosten. Uiteindelijk werd het project binnen de tijd en budget naar tevredenheid opgeleverd.

Hoofd Technische Zaken

Van den Brand in 1991

In opdracht van de nieuwe directeur Paul Beck werd in 1990 een grootschalige reorganisatie doorgevoerd om het hoge aantal stafleden, met ieder een eigen koers en hoge mate van verworven vrijheden, te verminderen en de uitvoerende afdelingen beter te laten samenwerken. Een overkoepelende afdeling Technische Zaken werd opgericht met Van den Brand als hoofd. Daaronder vallen de uitvoerende afdelingen waar eerder Bart Jutte leiding aan gaf, en ook worden de Dienst Buitenobjekten (tegenwoordige Groendienst), de werkvoorbereiders, engineers en de ontwerpafdeling hier ondergebracht. Het zorgt voor veel opschudding binnen de organisatie waarbij verschillende medewerkers gebruik maken van een regeling voor vervroegde uitdiensttreding (VUT). Ton van de Ven krijgt een eigen managementfunctie te geven als creatief directeur, waarin hij onafhankelijk van de andere ontwerpers, Henny Knoet en Peter van Ostade, kan blijven functioneren.

V.l.n.r. Jan Verhoeven, Wilco Meeuwis, Ton van de Ven en Erik van den Brand

De naam ‘Efteling Technisch Bedrijf’ wordt in het leven geroepen om deze afdeling ook te kunnen laten functioneren als zelfstandig producent voor projecten van externe partijen, die vermarkt werden door Efteling Services and Products. Behalve enkele kleine projecten, komt van deze ambitie weinig terecht.

Op de achtergrond bleef Van den Brand actief bezig met de ontwikkeling van de Wereld van de Efteling. Hij stuurde de procedures aan als de bestemmingsplanwijzigingen en de (milieu)effectenrapportages liet de rentmeester langdurige pachtcontracten omvormen naar jaarcontracten. Zo kon men sneller over de grond beschikken zodra de plannen tot uitvoering zouden komen. Binnen de organisatie waren er veel sceptici die hun vraagtekens zetten bij de moeizame en kostbare ontwikkeling van de Wereld van de Efteling, wat ten koste zou gaan van investeren in de ontwikkeling van het park. Die discussie werd zelfs binnen de directie maandelijks gevoerd. Terugkijkend op het moeizame proces geeft Van den Brand aan dat het goedkeuren van de bestemmingsplannen en de vergunningen hem ‘een minstens zo grote voldoening gaf’ als het opleveren van Droomvlucht of PandaDroom.[3]

Van den Brand (m) met Reinoud van Assendelft en Ton van de Ven bij hoogste punt van het Huis van de Vijf Zintuigen

In 1993 zette hij samen met Lex Lemmens binnen Great European Theme Parks een samenwerking op tussen attractieparken op technisch gebied. Er wordt kennis uitgewisseld over bijvoorbeeld onderhoud, en gezamenlijk onderhandeld met leveranciers.

Herstructurering ontwerperafdeling

→
Zie voor meer informatie ‘Design & Development

In de jaren negentig komt het vaker tot aanvaringen met Ton van Ven en Jan Verhoeven. Zij vormen al tientallen jaren de creatieve twee-eenheid waar Van den Brand maar weinig grip op kan krijgen. Wanneer Verhoeven eind jaren negentig met de VUT gaat, komt de unieke positie van Van de Ven in het gedrang.[4]

Het naderende vertrek van Van de Ven in 2003 in ogenschouw nemend wordt door Olaf Vugts, Cees Kikstra en Van den Brand besloten dat er niet opnieuw een creatief directeur of hoofdontwerper zal komen. Onder leiding van Van den Brand is daarop de ontwerpafdeling heringericht. Nieuwe ontwerpers als Marieke van Doorn, Karel Willemen en Sergej Karnet worden aangenomen. Deze keuze resulteert in de daarop volgende jaren in een reeks nieuwe ontwikkelingen in de Efteling met zeer uiteenlopende stijlen en van een wisselend kwaliteitsniveau.

Directeur Projectontwikkeling en Ontwerp

Vanaf september 2001 werd de afdeling Technische Zaken opgesplitst en werd Van den Brand ‘Directeur Projectontwikkeling en Ontwerp’. In die functie is hij bij projecten verantwoordelijk vanaf het ontwerpproces tot en met de aansturing van de uitvoering. De meer technisch uitvoerende afdelingen, gefocust op onderhoud en het draaien van bestaande zaken, vallen onder de exploitatie-afdeling onder leiding van Olaf Vugts.

Van den Brand vond het lastig om te functioneren op creatief en ontwikkelend vlak met meerdere mensen op een vergelijkbaar hiërarchisch niveau: eerder met Ton van de Ven, nu ook met Olaf Vugts: waar er overlap tussen de afdelingen is ontstaat regelmatig frictie.[3]

Van den Brand stond aan de wieg van PandaDroom en werd naar voren geschoven als contactpersoon voor het WNF. Hij was verantwoordelijk voor de contracten en was (mede-)verantwoordelijk voor de creatieve aansturing. Om de 3D-film inhoudelijk bij te sturen reed hij wekelijks naar Brussel waar de film werd geproduceerd. Hij probeerde zich bij de filmontwikkeling volledig te laten sturen door reacties van het (jonge) publiek, bij de previews aan een Kaatsheuvelse schoolkas, in plaats van de vele meningen binnen de organisatie.

Van den Brand (r) met projectteam De Vliegende Hollander in 2006

Ook hield hij zich nog steeds bezig met de plannen voor verblijfsaccommodatie, op dat moment onder de naam Droomrijk. Op 1 oktober 2003 vernietigde de Raad van State de benodigde bestemmingsplanwijziging. Van den Brand trekt van leer in een persbericht:[5]

We zijn kwaad! [...] Verblijfsaccommodatie is voor de Efteling absoluut een vereiste om te overleven. We hebben er al veel tijd en miljoenen euro's ingestoken. Het is daarnaast te gek voor woorden dat in deze tijd de bureaucratie een streep zet door een project wat op jaarbasis uiteindelijk aan meer dan 1000 mensen, direct en indirect, een baan kan bieden.

Hij stond tevens samen met Olaf Vugts aan de basis van de creatieve ontwikkeling van de Vliegende Hollander. Van den Brand had uitvoerend nagedacht over de spanningsbogen en opbouw van het verhaal en de rit, die uitgewerkt moesten worden door ontwerper Karel Willemen. Ondanks de uitgebreide ideeën over 'storytelling' is er na opening kritiek op onder andere de begrijpelijkheid van het verhaal; na het vertrek van Van den Brand worden tv-schermen in de wachtrij geplaatst en visuele showelementen toegevoegd om een en ander verder uit te leggen aan de bezoekers.

Afscheid

Van den Brand zag de verlening van de bouwvergunning voor Bosrijk, in 2007, als de kroon op zijn werk. Niet lang daarna vertrok hij bij de Efteling. De reden daarvoor was het aangekondigde afscheid van directeur Ronald van der Zijl, met wie hij een goede vriendschap had opgebouwd, en een reeks organisatiewijzigingen die op stapel stond.

Begin 2008 begon hij voor zichzelf als adviseur in de vrijetijdsindustrie, onder andere via het samenwerkingsverband 'Leisurened' met architect Frits Dansen, die hij nog kent van diens werk voor de Efteling. Als adviseur was hij (mede-)betrokken bij de herstructurering van Madurodam, een doorontwikkeling van Schateiland in Zeumeren, planontwikkeling voor het Natuurmuseum in Tilburg en uiteenlopende projecten voor diverse musea en gemeentes. Anno 2019 geniet hij van pensioen en neemt hij nog sporadisch een klus aan die op zijn pad komt.

  1. 1,0 1,1 Brabants Dagblad: 'De tuin is onze grootste attractie' (22 december 2007)
  2. 'Oog in oog met Erik van den Brand', Efteldingen, maart 1991
  3. 3,0 3,1 3,2 Kleine Boodschap (podcast) nr 137: In gesprek met Erik van den Brand
  4. Persoonlijk gesprek met Jan Verhoeven, december 2014
  5. Persbericht Efteling: Efteling zeer teleurgesteld door besluit GS (2 oktober 2003)