Slapende koks

De Slapende koks zijn twee door Anton Pieck ontworpen figuren in het sprookje van Doornroosje in het Sprookjesbos. Samen bevolken ze de keuken van het kasteel; de koksmaat slapend op de grond, zijn meester snurkend tegen de muur. Hun diepe slaap krijgt een extra dimensie door het luide gesnurk dat uit een luidspreker klinkt die zich onder het kijkraam van de kasteelkeuken bevindt, ingesnurkt door Koos de Graaf.

De keuken

De keuken

Verspreid door de keuken vinden we een keur aan etenswaren. Grote pompoenen, een mand wortelen, zakken met granen, worstjes, kruiden en specerijen. Aan het plafond hangen een eend en een gedroogde vis. Tegen de achterzijde staat een grote schouw met decoratief serviesgoed erop. Aan het spit is een speenvarken geregen dat al flink gebraden is.

Aan de linkermuur staat een groot kabinet met daarin vazen en karaffen, en twaalf kruidenlaatjes:

Anijs Dille Basilicum
Suiker Kerry Marjolein
Peper Salie Peterselie
Mint Zout Rozemarijn

Eliminatie van de oorvijg

De Slapende koks werden in 1953 toegevoegd aan het in 1952 geopende sprookje. Pieck baseerde ze rechtstreeks op een illustratie die hij maakte voor Sprookjes van Grimm uit 1942, waarin ook de koks genoemd worden.

De houding van de kok en zijn maat is door de tijd flink veranderd. In de oorspronkelijke opstelling staat de kok op het punt een oorvijg uit te delen aan zijn maatje, die op de grond zittend een afwerende beweging maakt. In het sprookjesboek uit 1942 kwam de notie al voor dat de kok bezig was zijn knecht te slaan op het moment dat de betovering inging, en ook Venmans schrijft hierover in 1962 in zijn boek:

Het koksmaatje is nog juist aan een oorvijg van de kok ontkomen. Maar hij houdt hem tegoed, want ééns zal het kasteel ontwaken.

De inzichten omtrent het slaan van minderjarige medewerkers veranderden over tijd. In het sprookjesboek van Bijl uit 1974 is het koksmaatje gewoon sla aan het wassen, en vanaf omstreeks die tijd ziet het tafereel in het park er ook al heel anders uit, waarin de kok zijn rechterhand nog wel uitsteekt maar het maatje ten opzichte van hem is gedraaid en ook geen afwerende houding meer heeft. Ook heeft hij opeens zwart haar. Bij de herbouw van het kasteeltje in 1981 is de keuken ook flink aangepakt, met name hoger geworden, maar ook is de slaande houding nu geheel weg en zit het maatje, weer terug naar blond, rustig slapend op de grond.[1] Tevens is het vervaarlijk uitziende mes uit de linkerhand van de kok verdwenen.

De slapende koks in respectievelijk de jaren 60, 70 en 80


  1. T. Meder in W. de Blécourt et al.: Verhalen van Stad en Streek: Sagen en Legenden in Nederland. Amsterdam, Bert Bakker (2010)