Diender (rechts)
Diender (r) bij de opening van de Indische Waterlelies

Albertus Johannes (Ab) Diender (Kampen, 12 mei 1912 - Knokke-Heist, 7 december 2003) was van 1958 tot 1969 directeur van de Efteling en uitbater van de horeca. Hij nam op 1 oktober 1958 het directeurschap over van Joop Salet, die nog wel een tijd medeverantwoordelijk bleef voor het park. Diender opereerde niet namens de Efteling maar namens zijn bedrijf Efkadi N.V..

Eftelingcarrière

Diender was verantwoordelijk voor de horeca (Theehuis en Café Restaurant) en souvenirverkoop in het park en pachtte deze van Stichting Natuurpark de Efteling. Hij nam de rol als horecapachter over van Dick van Ravesteijn, die het stichtingsbestuur niet flexibel en effectief genoeg achtte.[1] Als directeur én pachter van de zaken behartigt Diender enerzijds de belangen van het park en anderzijds zijn eigen financiële belangen. Dat geeft hem veel macht.

De komst van Diender zorgde voor veel conflicten met andere personeelsleden, die soms al vanaf het eerste uur in dienst waren. Henk Knuivers en later Lou Smeets besluiten ontslag te nemen omdat ze zich niet kunnen vinden in zijn beleid. Hij zou alleen de belangen van de horeca dienen. Ook Jan Verhoeven en Piet Schapendonk konden het lastig met hem vinden.

De Efteling neemt de souvenirverkoop zelf over maar de horeca blijft in handen van Diender. Diender heeft twee vakantiehuizen in Spanje waar hij zijn personeel regelmatig wekenlang in laat overnachten als beloning. Ondertussen loopt de stichting stijgende opbrengsten uit horeca allemaal mis en in 1965 wordt er tijdens directievergaderingen gesproken over de oprichting van een exploitatiestichting, met als voornaamste reden dat door de reorganisatie de Efteling weer baas wordt over de horeca. In 1967 komt het plan tot uitvoering en laat het bestuur weten dat zowel het horecacontract als het werkcontract ('om formele redenen') met de heer Diender per 1 oktober 1968 worden opgezegd. Door het opbouwen van een exploitatiestichting en het veranderende bestuur wordt het contract van Diender vervolgens nog met een jaar verlengd, tot 1 oktober 1969.[1]

De schuilloods, eerste locatie voor het sprookje
Ontwerp van het sprookje in de loods

Over Dienders inhoudelijke directiebeslissingen is weinig bekend, op een beslissing over de Indische Waterlelies na. Aanvankelijk zou het sprookje in de hal achter de Stoomcarrousel komen, als klein tafereel. Volgens Diender was deze hal te goedkoop, en te klein. Volgens hem zou de attractie monumentaal moeten worden. Uiteindelijk wordt gekozen voor de huidige plek in het Sprookjesbos.

Arbeidsconflict

Dienders Eftelingcarrière eindigt in een groot arbeidsconflict dat wordt uitgevochten voor de kantonrechter. In oktober 1969 om het feit dat zijn contract niet verlengd zou worden terwijl hij in maart 1969 akkoord ging met zwaardere pachteisen. De rechter komt tot de conclusie dat de Efteling hem per direct had kunnen ontslaan, maar dit nu niet meer mogelijk is en beveelt de Efteling Diender niet langer te hinderen bij het uitvoeren van zijn functie. In de rechtszaak, bijgewoond door verschillende journalisten, wordt de frustratie uitgesproken. Van der Heijden: "Wij zijn heus niet over één nacht ijs gegaan. Zijn optreden jegens het personeel was hoogst onrechtvaardig. Toen wij hem daarvoor ter verantwoording riepen, wenste hij die niet af te leggen." Medestanders van Diender zeggen daarop: "Allemaal jaloezie. Personeel moest verschuiven, dat deed hij niet. Allemaal vriendjespolitiek. Een zoon of schoonzoon wou graag directeurtje spelen." Mevrouw Diender: "Het hele personeel staat achter mijn man. De voorzitter is dictatorachtig."

In een latere rechtszaak wordt gesteld dat hij bij zijn aantreden alleen horeca-pachter wilde worden, maar 'opgezadeld wordt met een dubbele functie'. De aanvaring wordt in de eerste maanden van 1970 afgehandeld met vergoedingen voor zijn misgelopen looninkomsten en voor een gedeelte van de inventaris van de horeca. De kwestie over de inventaris loopt door tot ver in 1971.[1]

Personeel over Diender

Jan Verhoeven vertelt over Diender:[2]

Ik heb daarmee bijna een guerrilla-oorlog gevoerd in het belang van het park en het publiek. Diender was een paardenman. Wij hadden toen koetsen, een Jan Plezier en een manege. Wij vonden dat hij, samen met zijn hoofd administratie en tevens parkmanager Van den Meijdenberg, teveel waarde hechtte aan de horeca en dat hij te weinig dacht aan het publiek. Ik herinner me nog dat wij iedere morgen om stipt 09:00 uur op rapport moesten komen. De eerste die binnen werd geroepen in het kantoor boven het restaurant kreeg op zijn donder. Altijd. Met de klachten die wij over het beleid hadden zijn we naar de toenmalige stichtingsvoorzitter gegaan, oud-burgemeester Van der Heijden. Die man was echter ongevoelig voor onze kritiek, in tegenstelling tot de vicevoorzitter. Het resulteerde uiteindelijk in een proces van de stichting tegen de directie.

Piet Schapendonk vertelt over deze tijd:[1]

Een bijzonder leuk bedrijf was het niet in mijn beginjaren. Diender pachtte de horeca en was tevens directeur. In zijn visie kwam eerst de horeca en dan het park. Wij dachten precies andersom. Je zag dat ook terug in de adviseursbesprekingen. Mensen als Anton Pieck, Peter Reijnders, Jan Verhoeven en ik aan de ene kant en Diender aan de andere kant. (...) De visie van Diender en het gebrek aan middelen hebben de groei van de Efteling wel wat afgeremd. De tijd was toen nog niet rijp voor een fikse groei.

  1. 1,0 1,1 1,2 1,3 Henk vanden Diepstraten: De Efteling/Kroniek van een Sprookje. Baarn: Tirion (2002), p. 59, 75, 82
  2. Efteldingen (personeelsblad): 'Oog in Oog met Jan Verhoeven', 1995